Wat is het nut van humanistiek?

Stelt u zich eens voor: u bent wetenschapper, doet een paar jaar onderzoek naar een maatschappelijk verschijnsel en schrijft op basis van dat onderzoek een boek. Als het boek uitkomt, verschijnen er in alle belangrijke kranten en tijdschriften lovende recensies, u mag in De Wereld Draait Door, Tegenlicht en Boeken uw onderzoek toe komen lichten en van uw boek worden in twee maanden meer dan 150.000 exemplaren verkocht.

U houdt een lezingentoernee door het land (allemaal uitverkocht), die u na zo’n honderd lezingen, soms drie op één dag, afsluit op de Nacht van de Filosofie in Leeuwarden, waar uw komst als volgt beleefd wordt: ‘Organisatrice Andrea Möller drentelt wat gespannen rond voor de entree van het Friese cultuurcentrum Tresoar. Vierhonderd mensen kunnen vanavond naar binnen tijdens de Nacht van de Filosofie, met als thema verschil en ongelijkheid. Möllers voornaamste taak is te zorgen dat het er echt niet meer worden. “Vierhonderd mensen. Voor filosofie. Geweldig toch!” glundert ze. “[UW NAAM], daar komen mensen echt op af.”’ Ziet u het voor zich?

Nu zitten er een paar haken en ogen aan dit grotendeels waargebeurde verhaal. Ten eerste doet het optreden op de Nacht van de Filosofie vermoeden dat het hier om een filosoof gaat, ten onrechte. Ten tweede heb ik verzwegen dat de auteur in kwestie werkt als journalist, in die hoedanigheid al meerdere boeken heeft geschreven, waarvan vele tienduizenden exemplaren verkocht werden, en – onder meer dankzij het presenteren van Zomergasten – een BN’er te noemen is. Maar dat laat onverlet dat Joris Luyendijk, want over hem heb ik het natuurlijk, zich in het openbaar presenteert als een antropoloog, een sociale wetenschapper. Wat hij naar eigen zeggen heeft gedaan in zijn succesboek Dit kan niet waar zijn (2015), is de Londense financiële wereld beschrijven ‘vanuit antropologisch perspectief’. Zoals hij schrijft: ‘Daar ging ik, een als antropoloog opgeleide Nederlandse journalist van eind dertig met als voornaamste ervaring een aantal jaren in het Midden-Oosten als correspondent: Kuifje bij de Bankiers.’

Wat heeft Luyendijks succesboek nu met de vraag die boven dit stuk staat te maken: wat is het nut van humanistiek? Ten eerste laat het zien dat de scheiding tussen filosofie en sociale wetenschap – belangrijke disciplines binnen de humanistiek – bij organisatoren van Nachten van Filosofie kennelijk niet zo scherp wordt getrokken. Luyendijk werd in Leeuwarden op de avond zelf aangekondigd met de woorden: ‘Ook als we nadenken over actuele thema’s als de economische crisis vallen we terug op klassieke denkers: Erasmus, Spinoza, Luyendijk. En laat die laatste zelfs nog in leven zijn.’ Natuurlijk was de spreker, Tresoar-directeur Bert Looper, enigszins ironisch, maar dat neemt niets weg van het feit dat een als antropoloog opgeleide journalist tegenwoordig de ster van een aan filosofie gewijd festival kan zijn.

Ten tweede laat het eclatante succes van Luyendijks boek zien dat er een grote behoefte bestaat naar diepgravend, geëngageerd onderzoek, dat mensen meer inzicht geeft in onze hedendaagse samenleving. Er valt ongetwijfeld af te dingen op de wetenschappelijke merites van Dit kan niet waar zijn, en laten zien hoe de de mores van bankiers in de City van invloed zijn geweest op het ontstaan van de financiële crisis, is misschien nog geen humanisering – naast zingeving de belangrijkste pijler van de humanistiek – maar de publieke behoefte aan kennis die uit het succes spreekt, is onmiskenbaar. Kennelijk willen mensen graag leren over de samenleving waarin zij leven.

Voor socioloog Zygmunt Bauman zal dat laatste niet als een verrassing komen. Sterker nog, hij ziet het als de belangrijkste taak van de sociologie ‘om mensen te helpen de betekenis van hun tijdperk voor hun eigen leven te begrijpen’, om ze zo beter voorbereid de ring in te sturen voor hun onvermijdelijke ‘gevecht tegen de tweeledige plaag van onwetendheid en onmacht’. Kennis is macht, aldus Bauman, of zoals hij zelf ietwat summier – om zich niet te branden aan epistemologische debatten over perceptie en werkelijkheid – stelt: ‘Goed geïnformeerd zijn, is beter dan onwetend zijn.’

Bauman doet zijn uitspraken in het boek met de duidelijke titel Wat is het nut van sociologie? (2014). Het is een vrij dun boekje, dat Bauman in samenwerking met collega-sociologen Michael Hviid Jacobsen en Keith Tester heeft samengesteld. Die twee schrijven in hun voorwoord dat hun bedoeling met het boek is om sociologen aan te moedigen ‘zichzelf te zien als de actieve dragers van een bepaalde kijk op de wereld in plaats van als de waardevrije specialisten van een zogenaamde wetenschap’. Het doel is om een dialoog en nieuwe reflectie op gang te brengen: ‘over wat we doen, waarom, hoe en voor wie’. Voorwaar vragen waar ook de humanistiek mee worstelt, vandaar dat ik me de brutaliteit heb veroorloofd in de titel van dit stuk ‘sociologie’ simpelweg te vervangen door ‘humanistiek’.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat het idee van sociologie dat uit Wat is het nut van sociologie? spreekt, niet representatief genoemd kan worden voor de gehele sociologie, maar dat is nu juist het punt. Sociologie wordt hier gepresenteerd als een normatieve wetenschap, gericht op een voortdurende kritische dialoog met de menselijke ervaring, met als methode de (sociologische) hermeneutiek, omschreven als: ‘het ontcijferen van het menselijk gedrag als een continue wisselwerking en uitwisseling tussen situationele (“objectieve”) uitdagingen en menselijke (“subjectieve”) levensstrategieën’. Bauman en co ageren met hun boek tegen sociologie die zich verkoopt aan machthebbers, gekenmerkt wordt door ‘institutionele inertie’ en vooral gericht is op ‘zelfreproductie’. Zoals Bauman onomwonden stelt: ‘Het enige dat ertoe doet voor een doorsnee carrière, is of je afgeweken bent van de methodologie van je leermeesters in de promotiecommissie, en of je loyaal bent of niet.’

Er zijn duidelijke parallellen te trekken tussen de visie op sociologie uit het boek van Bauman en co en de humanistiek, met name met de nadruk die daarin gelegd wordt op dialoog en humanisering, waarbij dat laatste door Alma, Derkx & Suransky (2011) omschreven wordt als: ‘het bevorderen van een humane omgang met de medemens’, alsmede als ‘het bevorderen van meer humane maatschappelijke verhoudingen en omstandigheden’. Daarbij merken de auteurs ook nog op: ‘Eigen aan de humanistiek is dat de manieren waarop mensen zin geven aan hun leven kritisch bevraagd worden in het licht van een rechtvaardige en solidaire samenleving. Omgekeerd wordt de inzet voor een humane samenleving kritisch onderzocht. Het individu moet in de beoogde samenleving een zinvol bestaan kunnen opbouwen, en het streven naar een meer humane samenleving tegen allerlei gevestigde belangen in, mag niet leiden tot oogkleppen en verworden tot fanatisme.’

Vergelijk dat nu eens met Baumans stellingen dat sociologen ‘de bodem prepareren waarin moreel besef kan groeien’, dat hun roeping bestaat uit het ‘“scheuren van de doeken” die de realiteit uit het zicht houden door ze te bedekken met hun frauduleuze voorstellingen’ en dat de opdracht van sociologie te omschrijven valt als: ‘macht aan de machtelozen geven’. Het punt hier lijkt me duidelijk: sociologie en humanistiek hebben een vergelijkbare agenda, met weliswaar accentverschillen, maar geschreven in dezelfde taal. Bauman schrijft dat sociologie en literatuur zijn ‘als broer en zus’, we kunnen niet anders concluderen dan dat humanistiek tot dezelfde familie behoort.

Nu denkt u misschien: natuurlijk is dat zo, humanistiek is multidisciplinair, en het omvat behalve sociologie ook onder meer psychologie, filosofie, pedagogiek, geschiedenis, literatuur- en religiewetenschappen. U heeft natuurlijk gelijk. Maar in de praktijk lijkt er binnen de humanistiek, en met name in de fysieke en organisatorische humanistieke werkelijkheid van de Universiteit voor Humanistiek (UvH), steeds meer een (in ieder geval vermeende) tegenstelling te ontstaan tussen filosofie en sociale wetenschap, waarbij die eerste vaak gezien wordt als méér humanistiek, of beter passend bij de filosofische traditie van het humanisme.

Om één voorbeeld te geven: universitair docent filosofie aan de UvH, Martien Schreurs, beschreef in een opiniestuk in studententijdschrift Zindroom (2015) hoe volgens hem aan de UvH het ‘sociaal wetenschappelijke discours’ en de ‘onderzoeksmethodes van de sociale wetenschappen’ steeds dominanter zijn geworden, waardoor de filosofie ‘in de verdrukking is gekomen’. Schreurs: ‘Dat is in mijn ogen in strijd met de humanistische traditie die toch vooral in de geesteswetenschappen en de hermeneutiek geworteld is. Eerst was de methodologie of het leeronderzoek dienstbaar aan het inhoudelijke onderzoek naar zingeving en humanisering en nu zie ik tot mijn grote verbijstering dat deze verhouding is omgedraaid. De methodologie is normerend geworden op de UvH. (…) In mijn ogen is de humanistiek een algemene sociale wetenschap geworden.’ [mijn cursiveringen, HvdM]

Ik wil hier niets afdoen aan de betrokkenheid en oprechte zorg van deze geliefde docent over de inhoudelijke koers van de UvH, zijn werkgever. Bij zijn punt over de totstandkoming van die inhoudelijke koers – dat studenten en docenten daar meer bij betrokken zouden moeten worden – sluit ik me van harte aan. Wel wil ik hier wijzen op de in mijn ogen valse tegenstelling die in zijn stuk wordt gepresenteerd, en die ik ook regelmatig in gesprekken op de UvH voorbij heb horen komen, bijvoorbeeld in de Dialogen die sinds de Maagdenhuisbezetting zijn georganiseerd door de StudentenBetrokkenheid. Het is een tegenstelling waarbij filosofie wordt gepresenteerd als inhoudelijk, normatief en traditioneel humanistisch, tegenover sociale wetenschap als methodisch, reductionisch en enkel geïnteresseerd in empirie.

Nu zal het ongetwijfeld zo zijn dat het sociaal wetenschappelijk onderwijs aan de UvH stevig methodisch gefundeerd is, maar dat wil nog niet zeggen dat het daarom inhoudelijk minder gefundeerd zou zijn of minder geïnteresseerd in zingeving en humanisering. Kijk bijvoorbeeld naar het onderzoek van UvH-docent Anja Machielse, filosofisch geschoold én gepromoveerd in de sociale wetenschappen, op het gebied van kwetsbare ouderen. Maar ook het werk van een ‘pure socioloog’ (en P.C. Hooftprijswinnaar) als Abram de Swaan, of dat van jongste UvH-professor Evelien Tonkens, wordt gekenmerkt door een inhoudelijke bekwaamheid en oprechte betrokkenheid met de samenleving die mijns inziens voor geen enkele humanistische filosoof hoeft onder te doen.

Wat zowel het boekje van Bauman als de bestseller van Luyendijk laten zien, is dat sociale wetenschap een waardevolle bijdrage kan leveren aan het gesprek over onze hedendaagse samenleving. Dat kan op een meer filosofische manier, zoals de inmiddels 89-jarige Zygmunt Bauman al decennia doet, of in de vorm van Luyendijks journalistiek die in boekvorm op tienduizenden nachtkastjes in Nederland ligt. Uit beide boeken komt naar voren dat we ons als samenleving in 2015 bevinden in wat Bauman omschrijft als ‘een crisis van verantwoordelijkheid’ – een steeds moeilijker te overbruggen gat tussen de wereld zoals hij is, en zoals hij zou moeten zijn.

Individuen staan voor de onmogelijke taak om in hun eentje uitdagingen te trotseren die alleen maatschappelijk opgelost kunnen worden, zoals bijvoorbeeld de broodnodige verandering van het financiële systeem, glashelder geïllustreerd door Luyendijk. Volgens zowel de socioloog Bauman, als de bekende humanisticus (zowel socioloog als filosoof) Harry Kunneman (2008), is solidariteit tussen individuen hierin onmisbaar. Solidariteit tussen zeer aan elkaar verwante wetenschappelijke disciplines zou daarbij ongetwijfeld helpen. De vraag wat het nut is van humanistiek, is wat mij betreft dan ook beantwoord.

Literatuur
Alma, H.A., Derkx, P.H.J.M. & Suransky, A.C. (2011). Zingeving en humanisering wetenschappelijk doordacht: de betekenis van een levensbeschouwelijke universiteit. In H.A.M. Alma & G.J.L.M. Lensvelt-Mulders (Eds.), Waardevolle wetenschap: zingeving en humanisering in het wetenschappelijk onderwijs (pp. 169-177). Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Bauman, Z., Hviid Jacobsen, M. & Tester K. (2014) Wat is het nut van sociologie? Amsterdam: Amsterdam University Press.
Berg, van de, J. (2015, 13 april) Erasmus, Spinoza, Luyendijk. In de Volkskrant, Ten eerste.
Kunneman, H.P. (2008). De spanning tussen rationaliteit en solidariteit. In J. Duyndam, H. Alma & I. Maso (Eds.), Deugden van de humanistiek. Kwaliteiten en valkuilen van wetenschap met een menselijk gezicht (pp. 49-76). Amsterdam: Humanistics University Press.
Luyendijk, J. (2015) Dit kan niet waar zijn. Amsterdam: Atlas-Contact.
Schreurs, M. (2015) Op de zeepkist. In Zindroom 22, p.18-19.

Verschenen in Waardenwerk 61, augustus 2015